Valrisico herkennen is nog niet valrisico bestrijden

Een boete is terecht voor een dakdekker die onvoldoende middelen heeft gebruikt om valrisico te vermijden. Maar over hoe hoog die boete moet zijn, verschillen de meningen. Feit blijft: het valrisico herkennen is nog niet gelijk aan het valrisico bestrijden.

Een eenmanszaak is gespecialiseerd in dakdekken en het bouwen van dakconstructies. De eigenaar is op 11 juli 2016 samen met een medewerker bezig op een schuin hellend rieten dak op ongeveer 5 meter hoogte. Daarbij ontbreekt enige voorziening tegen het valrisico. Dit wordt gezien door twee arbeidsinspecteurs.

Matiging boete in beroep: valrisico is herkend

Op basis van hun boeterapport legt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een boete op van 1.800 euro wegens overtreding van artikel 3.16 Arbobesluit. Bezwaar is vergeefs. Maar in beroep matigt de rechtbank het bedrag met 75 procent tot 450 euro. Want de eigenaar is zich bewust van het valrisico en heeft inspanningen  verricht voor het ontwikkelen van een algemeen veilige werkwijze. Daarop gaat de (inmiddels) staatssecretaris van SZW in beroep.

Valrisico zo evident dat er weinig valt te inventariseren

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de matiging moet worden getoetst aan de hand van artikel 1, elfde lid van de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidsomstandighedenwetgeving. De toetsing van de daar gestelde criteria moet in verhouding staan tot de aard van het bedrijf waar de overtreding is vastgesteld. In dit geval gaat het om een eenmanszaak, een rietdekkersbedrijf. Bij een dergelijk bedrijf ligt het risico om van het dak te vallen erg voor de hand. Daar valt verder bijzonder weinig aan te inventariseren.

Instructie en toezicht: toezien op gebruik middelen

Om het valrisico te verminderen zijn middelen nodig als leuningen, (dak)steigers en dergelijke. De overige criteria, zoals instructie en toezicht, hebben in feite louter de functie om op het daadwerkelijke gebruik van deze middelen toe te zien. Na het plaatsen ervan hebben instructie en toezicht geen toegevoegde betekenis meer. Dit betekent dat voor beoordeling van de boetematiging bij een rietdekkersbedrijf vooral het criterium speelt van het creëren van de noodzakelijke randvoorwaarden voor een veilige werkwijze.

Noodzakelijke randvoorwaarden voor veilige werkwijze

De eigenaar was zich bewust van het valrisico en heeft daarom aan één zijde van het dak een steiger gebruikt. Maar aan de andere zijde kon dit niet door de bijzondere plaatsing van de dakramen. Bovendien kon hij dan de rietlift – nodig om fysieke overbelasting te beperken – niet gebruiken. Daarom koos hij ervoor om geen steiger te gebruiken, hoewel het materiaal daarvoor aanwezig was. Ook het gebruik van een valgordel met lijn was niet goed mogelijk. De dakdekker had wel rondom riet op de grond gelegd en obstakels verwijderd om een eventuele val te breken. Die aanpak was echter niet voldoende om een val van het dak te voorkomen.

Enkel en alleen op grond van de beleidsregel is er daarom geen aanleiding tot matiging. Maar de dakdekker heeft wel blijk gegeven oog te hebben voor het valrisico. Hij heeft daarbij echter, geconfronteerd met onvoorziene problemen, een onjuiste afweging gemaakt. De Afdeling matigt de boete met 50 procent en stelt die vast op 900 euro.

Bron: Raad van State, afd. Bestuursrechtspraak, 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:423
Auteur: Rob Poort | Bureaupoort.nl

arbo-online.nl